Vervolg homilie op Mattheüs 17, 1-9

Anderzijds verwekt Jezus een groeiende vijandigheid in het milieu van schriftgeleerden en farizeeën. De leidende caste der Sadduceeën heeft zelfs reeds vanuit Jeruzalem enquêteurs gestuurd om bezwarende bewijzen tegen hem te verzamelen (Mt 15,1). Als Jezus verneemt dat Johannes de Doper, die zelf ook de massa bijeen kreeg, terechtgesteld werd (Mt 14,13), verlaat hij het land om zich in veiligheid te brengen in de streek van Caesarea van Philippus, bij de bronnen van de Jordaan, in de huidige Golan. Jezus is overigens toch ook wel een beetje ontmoedigd omdat de massa de kern van zijn boodschap niet echt begrijpt, en hem neemt voor de reïncarnatie van een of andere profeet (Mt 16,14).

Daar, in de eenzaamheid en het gebed, doorziet Jezus de mislukking van zijn zending. Hij voorziet reeds zijn aanhouding en terechtstelling. Maar hij is beslist om de zending die de Vader hem heeft toevertrouwd door te zetten. Hij begint dan meteen zijn leerlingen voor te bereiden op het perspectief van zijn aanhouding en dood. De aankondiging van zijn passie (Mt 16,21 v.) provoceert echter een sombre crisis bij zijn apostelen die Jezus’ defaitisme niet zien zitten, juist nu zijn populariteit op een hoogtepunt staat. Petrus probeert Jezus tot andere gevoelens te brengen, maar hij wordt bars afgescheept met een “weg, achter mij, Satan” (Mt 16,23).

In een zware communicatiecrisis is samen spreken misschien niet meer mogelijk, maar men kan nog altijd samen bidden. Jezus neemt zijn drie intieme getrouwen met zich mee om te gaan bidden. Bidden is lichtgevend. In het gebed kunnen we mislukking aanvaarden, en dit aanvaarden maakt een innerlijke gedaanteverandering mogelijk die ons toelaat de mislukking te boven te komen. Om het verhaal te brengen van die centrale ervaring in Jezus’ zending, wijkt Mattheüs niet af van zijn symbolische voorstelling van Jezus als de tweede Mozes. De gelijkenis met de ervaring van Mozes op de Sinaï is sprekend. Mozes brengt er drie gezellen mee (Ex 24,9, cf. Mt 17,1).

“Zes dagen later” (Ex 24,16, cf. Mt 17,1), ontvangt hij de openbaring van God, en maakt hij een transfiguratie door (Ex 43,29). Jezus kent een identieke ervaring. In het gebed ontvangt hij zijn situatie te kunnen aanvaarden, en zich erover met “Mozes en Elias” te onderhouden [1]. Dat Jezus de mislukking van zijn zending aanvaardt beantwoordt de Vader met de gedaanteverandering, zoals Hij Jezus’ dood met de verrijzenis zal beantwoorden. Van hun kant zouden de drie leerlingen, getuigen van zijn verheerlijking genoeg bemoedigd geweest moeten zijn om met Jezus te blijven als hij in de Olijfhof water en bloed zal zweten. Maar ook daar zullen ze Jezus alleen laten, niet in staat ook maar een ogenblik met hem te blijven waken en bidden.

Als mens blijft Jezus alleen met zijn lijden, alleen tegenover zijn Vader. Ook wij zijn alleen met God als wij ons lijden dat niemand anders in onze plaats kan dragen. Zowel onze relatie met God als de aanvaarding van ons lijden raken het diepste van onze persoonlijkheid. Zoals voor Jezus, komt er maar licht over ons lijden als wij dat lijden aanvaarden. Dan wordt een geestelijke transfiguratie mogelijk.

Jezus straalt nu van licht. Als een mens God ontmoet laat zijn wezen Gods licht door. In zijn gedaanteverandering wordt Jezus’ menszijn transparant en laat de verblindende onsterfelijkheid zien van de Welbeminde Zoon die met zijn geluk de leerlingen overspoeld, zodat Petrus dat eeuwigheidsogenblik wil laten duren : “Slaan we hier drie tenten op …”.De leerlingen waren gebroken bij het perspectief van Jezus’ lijden en dood. Het wordt hen duidelijk gemaakt dat Jezus getransfigureerd is bij het aanvaarden ervan. Misschien hebben ze nog echt niet alles begrepen, maar ze zijn geraakt door een straaltje licht dat hen toelaat verder met Jezus op te trekken.

Zo vergaat het ook ons. De lichtende ogenblikken op onze weg met Jezus zijn maar van korte duur. En misschien raken ze ons niet diep. En er waren maar drie op de twaalf apostelen om Jezus èèn ogenblik in zijn echte persoonlijkheid te aanschouwen. Ook wij moeten, zoals de negen andere, luisteren naar de getuigen van Gods licht. We kunnen Jezus’ licht maar zien als we alles, wat zich opgehoopt heeft tussen Jezus en onszelf, achter ons laten. Het is de sprong in het geloof. Zelfs als God duidelijk zegt: “Dit is mijn Welbeminde Zoon, luistert naar Hem”, zegt Hij dat in een wolk die zijn aanwezigheid aanduidt door ze te verhullen.

En daarna moeten we, zoals Abraham, ons op weg begeven naar het land dat God ons belooft te geven. En God toont maar de weg in de maat dat wij er onze stappen zetten.

[1] Bij Marcus is dat “Elias en Mozes”. Elias moest immers als eerste komen om de komst van de Messias voor te bereiden (cf. v.10). Voor Mattheüs is Elias maar secondair, omdat Jezus de nieuwe Mozes is.

 

Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.