Na zijn verrijzenis laat hij echter zijn leerlingen naar een berg komen, en daar verklaart hij : “Alle macht is mij gegeven in de hemel en op aarde” (Mt 28,16-19). De heerschappij, die Jezus geweigerd heeft te ontvangen van de duivel, wordt hem in zijn verrijzenis door de Vader gegeven. De universele zending van de leerlingen ontspruit uit die macht. Nemen we even het bekoringsverhaal door. Bij Jezus’ doopsel weerklonk er een stem uit de hemel : “Deze is mijn welbeminde Zoon” (Mt 3,17).
Ook de duivel heeft dat gehoord. Welke is de betekenis van deze verklaring ? Het symbolische scenario van de bekoringen van de “Zoon van God” in de woestijn zal ons klaarheid brengen over de complexe betekenis van deze titel. Jezus is eerst en vooral “Zoon van God” omdat hij, door zijn onderdanigheid aan de Vader, de roeping waarmaakt van Israël. In het Oude Testament is Israël de zoon van God : “Mijn eerstgeboren zoon is Israël” (Ex 4,22), in die zin dat het door God uitverkoren is voor een particuliere zending die het tot een absolute onderdanigheid aan God verplicht (Jer, 31,20 ; Jes, 45,11, enz.). Daar waar Israël bij de bekoringen in de woestijn gefaald heeft in zijn onderdanigheid aan de ene God en zo zijn roeping als zoon verraden heeft, overwint Jezus de bekoringen, en vervult hij de roeping van Israël.
In de woestijn heeft Israël honger geleden en gemord tegen God (Ex 16,2-3). Wanneer Jezus, die honger heeft, bekoord wordt, antwoordt hij aan de duivel met de woorden zelf van het Deuteronomium : “De mens leeft niet van brood alleen, maar van alles wat er komt uit de mond van God” (Dt 8,3). De zoon van God is in de eerste plaats de arme van geest die zich voedt met het woord van God, het woord dat hem doet bestaan : “Dit is mijn Welbeminde Zoon” ! Jezus citeert de Heilige Schrift ! De duivel zal hem bij zijn woord nemen, en uitkomen met de psalm die zegt van wie op God vertrouwt : “de engelen hem op handen zullen dragen, zodat hij zich niet aan een steen stoot” (Ps 90 (Hebreeuws 91),12). Zo Jezus op God vertrouwt, dat hij dan van boven de tempel naar beneden springt ! Jezus antwoordt hem dat hij de dwaling van Israël van aan God te twijfelen en Hem een teken te vragen niet zal over te doen (Ex 17,1-7).
Israël heeft God beproefd, en dat is nu wel juist geen teken van vertrouwen. “U zult de Heer uw God niet op de proef stellen”, is Jezus’ repliek. In feite stelt Jezus tegenover de duivelse fundamentalistische en letterlijke verklaring van de psalmtekst, een evenwichtige verklaring die de tekst niet uit zijn context haalt. Dat in bij Jezus een blijvende houding (cf. Mt 18,4-8 ; 22,29-33, enz.). Daarop speelt de duivel al zijn troeven uit. Hij toont aan Jezus al de koninkrijken der aarde met hun indrukwekkende rijkdom aan militaire en politieke macht. “Dat alles” (Grieks : tauta panta) behoort hem toe en hij zal “dat alles” aan Jezus geven zo deze zijn vazal wordt. Jezus wordt geplaatst voor een radicale keuze : de Macht of de filiale Dienst van de Vader. Door die Macht te aanvaarden zou Jezus zijn identiteit van Zoon verliezen. Jezus reageert hier door met gezag de bekoorder af te wijzen : hij ontmaskert hem door hem bij zijn naam “Satan” [2] te noemen. Dat herleidt de duivel tot onmacht [3].
We bemerken dat Jezus telkens de duivel antwoord geeft met schriftteksten die niet als messianisch beschouwd worden, maar die de conditie en de gehoorzaamheid uitdrukken van ieder mens tegenover God. Jezus, Zoon van God, is ons voorbeeld, wij die zonen zijn in de Zoon. Zoals hij zullen wij bekoord worden. Zoals wij zullen we ons vertrouwen stellen in God alleen.
================
[1] De duivel neemt Jezus mee boven op de tempel of op een berg. Voor onze gevoeligheid zijn dergelijke scènes vrijuit surrealistisch. De lezers van Mattheüs zijn echter begaan met de joodse apocalypsen, waar de helden vrijuit door de lucht reizen, een literair procédé waar niemand om verlegen was. De apocriefe verhalen, die de christelijke traditie niet overgenomen heeft, waren overigens nog overvloediger gespijsd met wonderlijke feiten, waar het publiek gretig op was.
[2] Het Hebreeuwse ‘Satan’ dat ‘tegenstander’ betekent, wordt in het Grieks vertaald door : ‘diabolos” (zelfde wortelstam als het Nederlands ‘duivel’) : ‘hij die zich dwars zet’.
[3] In de Hebreeuwse mentaliteit heeft men macht over wie men een naam geeft, over wat men benoemt.
Br. Mark uit de trappisten abdij van Orval.