Het Verbond was als het ware het trouwcontract tussen Jahweh en zijn volk Israël. Zeer vlug was Israël echter ontrouw geworden aan de aangeboden liefde, en voortdurend moest God profeten zenden naar zijn ontrouwe volk. Men kan zich daarbij de vraag stellen : kan een eindig mens volwaardig Gods partner worden in een liefdesrelatie ? Het is niet evident. Als mens zijn wij danig beperkt in onze mogelijkheid om de oneindige God te onthalen. Als God met zijn onmetelijke liefde tot ons komt, worden wij dan niet onvermijdelijk overspoeld ?
Maar de liefde is vindingrijk. Alleen Gods Zoon kan, totaal en zonder voorbehoud, de oneindige liefde van de Vader onthalen. Wanneer Gods Zoon zelf mens wordt, is er eindelijk een mens totaal ontvankelijk voor God, in staat tot het uiterste te gaan van de liefde, en ten volle de mensheid met God te verbinden. In Jezus’ leven, dood en verrijzenis, wordt het definitieve verbond gesloten tussen God en mens. Het moest ook aan de wereld kenbaar gemaakt worden dat er een Nieuw Verbond gekomen was in de plaats van het Oude. En dat geschiedde, in een voor de Joden begrijpelijke taal, bij het Pinkstergebeuren.
Vijftig dagen na Pasen zullen de leerlingen van Jezus als goede Joden de gave van de Wet en van het Verbond vieren. En zie, het gebeuren van de Sinaï herhaalt zich, maar in een andere, gans nieuwe toonaard. Op de Sinaï antwoordde het volk “eensgezind” om zich te verbinden Gods woorden te onderhouden (Ex 19, 8). Zo ook waren de apostelen “vurig en eensgezind gewijd aan het gebed, (Hand 1, 13-14), en “waren ze allen samen eensgezind bijeen” (Hand 2, 1).
Op de Sinaï was er dondergeraas. Nu is er het gedruis van een hevige opkomende wind. In het Hebreeuws en in het Grieks is er maar één woord om zowel de wind als de geest aan te duiden (Hebr. ‘ruah’ – Gr. ‘pneuma’) : die krachtige wind kondigt de komst aan van de Heilige Geest.
Het boek Exodus zegt : ”Heel het volk zag het geluid en de bliksems en het geschal van de trompet en de rokende berg” (Ex 20, 18). Hoe kan je nu een geluid zien ? De joodse commentatoren leggen het uit als volgt : “de woorden die weerklinken op de Sinaï zijn zo klaar en duidelijk dat men de indruk heeft ze te zien. God schept in de lucht een onzichtbare klank, maar die klank verandert de lucht in vlammen van vuur” (Philo, De Decalogo § 46-47). Rabbi Johanan, die leefde rond 250 na Christus, verduidelijkt : “De stem van God verdeelde zich in zoveel tongen als er volkeren zijn, zodat alle volkeren ter wereld haar in hun eigen taal konden verstaan” (Exodáus Rabba 5,9). Die Joodse commentator neemt dus de vurige tongen over van de Handelingen der Apostelen, maar intussen begrijpen wij er de betekenis van in de culturele context van toen : de Heilige Geest geeft aan ieder apostel dat hij duidelijk het Woord Gods kan begrijpen, zodat hij het op verstaanbare wijze door kan geven. Dat gebeurt dan ook op het nieuwe Pinksteren. De toegelopen mensen “waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken ? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen ?” (Hand 2, 7-8)
Op de Sinaï kreeg Mozes een Wet gegrift op harde stenen tafelen. Nu komt de Geest de zachte wet van liefde schrijven in het hart van iedere leerling (2 Kor 3, 3). Kortom, het Nieuwe Verbond dat God met de mensheid gesloten heeft in het Paasmysterie van zijn Zoon, wordt hier door de gave van de Geest voor de wereld openbaar gemaakt. Het nieuwe gebod van de liefde, dat Jezus ons gegeven heeft, en dat de Geest schrijft in ons hart, richt zich tot alle mensen, het spreekt een universele taal, en de mensen van alle rassen en talen kunnen het begrijpen.
Dat nieuwe initiatief van God die zijn Geest uitstort, versteent niet van schrikt en terreur, zoals op de Sinaï, maar het bevrijdt van hun angst de apostelen, opgesloten in het Cenakel. Het maakt hen tot onverschrokken verkondigers van de Goede Boodschap. Ze staan er terstond openlijk borg voor dat de gekruisigde Jezus verrezen is, dat Hij leeft, en dat Hij de redder is van alle mensen. Zodra de Geest de apostelen aangrijpt, staat de Kerk tegenover haar universele zending : dit is de diepe betekenis van het talenwonder.
De Kerk heeft een universele roeping die haar belet zich te vereenzelvigen met één bepaalde cultuur. Paus Johannes XXIII heeft ons daaraan herinnerd bij zijn openingsrede van het Concilie : “Een ding is het bewaren van het geloof, en een ander de manier waarop deze waarheden worden uitgedrukt”. Haar universele zending verplicht de Kerk onverpoosd haar boodschap te hertalen opdat de mensen van alle volken en alle tijden deze zouden kunnen begrijpen volgens hun cultuur en hun taal. Het is de zware taak die de Kerk van de Heilige Geest op Pinksteren ontvangen heeft en waar ieder van ons verantwoordelijk is in zijn eigen leefmilieu.
Broeder Marc Gallant van de abdij van Orval
(Geb: 17 dec. 1928 / Overl: 12 jan.2018)