Maar eerst volgt Jezus heel gewoon het ritueel van de Joodse paasmaaltijd. De familievader presideert aan tafel. Hij neemt het brood en Hij spreekt een gebed uit van lof en dank voor de gaven die God ons geeft. Dat tafelgebed is niet zomaar een vluchtig woordje, maar een lang en plechtig dankgebed voor het heil dat de Heer geschonken heeft aan zijn volk, voor zijn wondertekenen en voor de bevrijding uit de slavernij van Egypte.
Maar nu doet Jezus iets dat nieuw is en niet voorzien door de ritus. Hij neemt het brood, breekt het, en Hij geeft er een stuk van aan ieder disgenoot terwijl Hij zegt : “Neemt en eet, dit is mijn lichaam”. In de taal van Jezus, het Aramees, betekent het woord “lichaam” niet het vlees van een mens, maar gans zijn persoon. Jezus bedoelt dat wij gans zijn persoon in ons zouden opnemen, dat wij één worden met Hem die bereid is zijn leven te geven.
Die bedoeling wordt nog gepreciseerd door zijn woorden over de beker met wijn die men elkaar doorgeeft : “Dit is mijn bloed, het bloed van het Verbond, vergoten voor de menigte”. Die woorden hebben een ongewone dichtheid. Jezus legt er de betekenis uit van zijn levenstaak. Daar het bloed er beschouwd wordt als levensprincipe, de uitdrukking : “mijn bloed” betekent in Semitisch taalgebruik “mijn leven”. Jezus doet ons deelnemen aan zijn lichaam, dit is : aan zijn persoon. Hij doet ons deelnemen aan zijn bloed, dat is : aan zijn leven. Jezus geeft zich aan ons, lichaam en bloed, dat wil zeggen : totaal. Wij communiceren in de Eucharistie aan de persoon van Jezus die op het kruis voor ons zijn leven gegeven heeft. Hoe kan dat ?
Hier kan Paulus ons iets helpen te begrijpen. Hij schrijft aan de christenen van Korinthe : “Er zijn hemelse lichamen en aardse lichamen. … Zo is het ook met de opstanding van de doden : wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, verrijst in onvergankelijkheid. … Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam verrijst. … Vlees en bloed kunnen geen deel krijgen aan het koninkrijk van God : het vergankelijke krijgt geen deel aan het onvergankelijke.” (1 Kor. 15, 35 … 54). Zo wordt het klaar : bij de verrezen Christus tegenwoordig in de Eucharistie, is er geen spraak van vergankelijk vlees en bloed. Wij eten er geen vlees, wij drinken er geen bloed. Het is zijn verrezen, onvergankelijk lichaam, zijn hemels, zijn geestelijk lichaam nu, dat tegenwoordig is in de Eucharistie. Hij laat er ons delen in zijn verrezen leven. Immers alleen Jezus’ verrezen leven kan ons brengen tot de verrijzenis en het eeuwig leven.
Op welke manier nemen wij deel aan Jezus’ levende persoon, nu ? Ik zal niets nieuws vertellen. In de 13e eeuw stelde de H. Thomas van Aquino zich de vraag : “Als er een muis een geconsacreerde hostie opeet, is Christus dan tegenwoordig in die muis ?” Zijn antwoord is : “Neen !” In de Eucharistie geeft Christus zich totaal met al zijn liefde, maar wij ontvangen Hem maar in de mate van ons geloof. Een muis heeft geen geloof en kan Christus niet ontvangen door de Eucharistie. God is zodanig één, dat Hij niet anders kan dan zich totaal te geven. In de Eucharistie geeft Christus zich totaal. Maar ieder van ons ontvangt Hem in de mate van zijn daadwerkelijk geloof. Anders gezegd, ieder van ons ontvangt Jezus in de mate dat hij bereid is op te gaan in het leven van Jezus en te leven zoals Jezus heeft geleefd. Jezus geeft zichzelf opdat wij zouden leven van zijn leven.
Bezinnen wij ons een ogenblik en zien wij uit of wij in waarheid Christus’ leven in ons willen ontvangen, of wij werkelijk bereid zijn om, zoals Hij, ons leven te geven. Te communie gaan is zich bereid verklaren te leven van Jezus’ leven zoals Hij zelf geleefd heeft.
Broeder Marc Gallant van de abdij van Orval (Geb: 17 dec. 1928 / Overl: 12 jan.2018 – Homilie geschreven t.g.v. Sacramentsdag op 8 juni 2012)