Vervolg: Kerst-overweging 25 december

Kijk, daar is een mooie deur. We kunnen eens proberen. Het valt best mee : het licht floept automatisch aan, we moeten niet zoeken naar de belknop. Een vriendelijke stem in de parlofoon wenst ons hartelijk welkom, de deur zwenkt vanzelf open … en we staan weer buiten. Aan de andere kant van de deur. Er is geen binnenkant, maar slechts een muur met een mooie deur. Wat kan het mij schelen dat God bestaat of niet, als ik toch geen binnenkant heb om Hem te onthalen ? Hoe kan ik geborgenheid bieden aan iemand anders als ik geen binnenkant heb om bij mijzelf te wonen ? Om God te onthalen, moet ik eerst een binnenkamer inrichten voor een intimiteit met mezelf, een rustige plaats in mijn hart waar ik mezelf goed voel. Als ik thuis ben in mezelf, dan zullen de anderen zich bij mij ook goed kunnen voelen en dan zal ik er ook God mogen onthalen. Een onthalende binnenkamer inrichten, dat is iedere dag jezelf een beetje tijd gunnen om met jezelf te zijn, om te lezen, naar muziek te luisteren, om te denken, te mijmeren, te bidden. Dan komt er ruimte in je hart waar de anderen, en ook God, thuis kunnen komen en een plek vinden.

Misschien hebben we meer geluk bij de volgende deur : we gaan een stap verder en kloppen aan. Hier is er wel een binnenkamer, maar de deur gaat moeilijk open, want die kamer zit bomvol ! Er is daar niet één os en één ezel, zoals in het stalletje van Bethlehem, maar het zit hier volgepropt met ossen en ezels. Wat een drukte ! Er roept wel iemand : ‘Kom maar binnen !’, maar je hoort het amper met al die beesten die loeien en balken van jewelste ! Er is hier wel een binnenruimte, maar die zit zo vol dat je er niet in kan. Er is eenvoudigweg geen plaats. Wat kan het mij schelen dat God bestaat of niet, als ik toch geen plaats heb om Hem binnen te laten ? Om God in je geboren te laten worden, moet je plaats voor Hem maken, een adempauze inlassen in je drukke bezigheden. Jij bent zelf de ontmoetingsplaats met God : als je Hem niet vindt in jezelf, zal je Hem nergens elders vinden. Om God te onthalen, moet ik tijd nemen om met Hem alleen te zijn, weg van de drukte, van het rumoer. Ruimte maken. Het wordt dan stil in mijn hart, zeer rustig. Daar kan God geboren worden.

We gaan nog een stap verder en we komen met God aan onze eigen deur. Zal Hij aanbellen? Neen, Hij belt niet aan. Zal Hij aankloppen ? Neen, hij klopt niet aan. Hij gaat langs het huis om en komt stilletjes langs het tuinpoortje binnen. Jammer, want mijn huis was net zo goed in orde en de glazen stonden al klaar. Maar God loopt langs het achterhuis naar mijn stalletje waar nooit iemand komt. Het ligt er vol met rommel, met alles wat in mijn leven fout is gelopen, met alles wat mislukt is: een ellendige jeugd, een vriend die mij in de steek heeft gelaten, een relatie die stuk liep, een mislukking voor een gedroomde job… God komt te midden van al die dingen die we verdringen. Daar precies komt God ons opzoeken, waar het ons het meest pijn doet, waar we niemand hebben om erover te praten. Daar, juist daar, wil God in ons geboren worden, op de plek waar we zelf niet graag komen, omdat het ons aan te veel leed herinnert en verdrietig maakt. Daar is het dat Jezus ons komt opzoeken . Daar zegt Hij aan ieder van ons waarom Hij is gekomen : “Ik kom met je. Ik laat je niet alleen. Je hebt waarde in mijn ogen. Je voelt je misschien eenzaam, maar je bent bemind als enig ter wereld door Hem die de Liefde zelf is. Er is zoveel in je dat zin geeft aan je leven en dat je de mogelijkheid geeft om uit te groeien boven je egoïsme uit, naar echte liefde”. Zo spreekt God.

Maar God dringt zich nooit op… Liefde domineert niet. God komt naar ons toe als een kind : klein, onmachtig, overgeleverd aan ons erbarmen, aan onze willekeur. Hij is totaal afhankelijk. Wij hebben geen profijt aan God. Hij wil ons leren leven als mens, in staat tot gratuiteit, tot aandacht voor de anderen, tot gave van onszelf. “God is in mij meer intiem dan ik intiem ben voor mijzelf”, zei Augustinus.

We hebben misschien geen plaats voor God. Hij neemt het ons niet kwalijk. Hij vergenoegt zich met een stal. Wij hebben misschien geen tijd voor God. Hij neemt tijd voor ons. Hij blijft wachten op ons. Wij geloven misschien niet in God. God gelooft in ons.

Broeder Mark uit de abdij van Orval.