In alle vormen gedijt het kwaad. Natuurlijk is dit het werk van “de vijand”. En God laat dat gebeuren ! Is Hij dan niet in staat om het kwaad in te dammen ? Moesten wij God zijn, dan zouden wij al het kwaad de kop indrukken ! Het gezond verstand vraagt ten andere het onkruid onmiddellijk uit te trekken om er de verspreiding van te voorkomen ! En de meester, hier, belet zijn dienaren het uit te trekken …
Natuurlijk, we moeten er rekening mee houden dat het onkruid, in kwestie hier, in het Grieks als “zizania” wordt aangeduid. Dit soort onkruid lijkt sterk op de nog groene tarwe. Onder deze omstandigheden is het natuurlijk beter te wachten tot de oogst om te sorteren, en niet de hele oogst te compromitteren.
De vraag is des te schrijnender wanneer we persoonlijk betrokken zijn bij het kwaad dat wij ondergaan : laster, ziekte of aandoeningen van een gevorderde leeftijd. We kunnen dan God bidden om ervan verlost te worden, maar zijn gebrek aan respons drijft ons geduld in het nauw. We riskeren dan niet alleen geen lijdzaamheid op te brengen, maar ons af te vragen of God werkelijk barmhartig is, daar Hij ons in deze erbarmelijke toestand laat …
Ongetwijfeld moeten we de vraag in haar geheel beschouwen.
Men heeft ons, meestal, het beeld van een almachtige God ingeprent, een God die boven de schepping staat, en waarvan hij, naar willekeur, de touwtjes trekt. We vergeten aldus dat God niet schept uit machtswellust, maar om uit te nodigen tot zijn liefde. Zo stelt God zich niet in een machtspositie, maar in een vrijwillig gekozen onmacht. Opdat de liefde mogelijk zou zijn, moet God de schepping in haar vrijheid laten. En zo stelt God zich tegenover de schepping in een positie van onmacht en geduld. Door te scheppen stelt God tegenover zichzelf een andere-dan-zichzelf, een niet-oneindige, een nietvolmaakte,die hij uitnodigt tot zijn liefde. Met welk resultaat ?
Alles samengenomen reageert de schepping heel positief op de uitnodiging om God in zijn liefde te ontmoeten. Na miljarden jaren van geduld bij God, strekt de schepping zich uit tot een prachtig universum van sterren en planeten, ver buiten de waarnemingskracht van onze meest performante telescopen. Dichter bij ons, op onze planeet, wuiven de bomen met hun takken in de wind, als teken van vreugde voor Gods aanwezigheid, en er zijn bloemen en vogels die maar dienen als glimlach van dankbaarheid voor God. Op de top van de evolutie, komt de mens als laatste, en als verantwoordelijke voor de schepping. De mens, een wezen in staat om zich in te zetten met zoveel toewijding en gegeven liefde, uitdrukkingen van genegenheid die ons naar de liefde van de Vader verwijzen.
Toegegeven dat de schepping in haar evolutieve zoektocht naar het leven, ook levendodende microben heeft voortgebracht, en mensen die in hun vrijheid, de voorkeur geven aan zelf-liefde, in plaats van te kiezen voor de liefde voor God en de naaste, met al de gevolgen van kwaad dat zich met zich meebrengt.
Maar laten we niet negatief zijn. In de langzame openbloei naar de liefde,heeft de schepping zelfs een mens voortgebracht, in staat om in volle vrijheid te antwoorden : “Mij geschiede naar Uw woord” (Lc 1,38). God vroeg toen nederig hem een plaatje te geven om ons leven te komen delen met ons. Dit was het hoogtepunt van de evolutie : God kwam het leven delen van de andere-dan-hijzelf, ons leven met de onvolkomenheden van de nietvolmaakte schepping, met al de risico’s van de menselijke vrijheid en het lijden …
Dit alles heeft God op zich genomen.
Broeder Marc uit de abdij van Orval.